Het prille begin.
We zijn ergens tussen 268 en 232 VC. Ashoka de Groote was op dat moment keizer van de Maura dynastie in Indië. Ashoka stuurde tijdens zijn bewind Boeddischtische missionarissen naar alle windstreken. Vermoedelijk zijn zij ook in Suvannabhumi, dat ergens in zuid oost Azië ligt, geweest.
Archeologische vondsten in oude Dvaravati steden zoals Nakon Phatom in centraal Thailand, duiden ook al op een sterke Boeddhistische aanwezigheid. Dvaravati was een koninkrijk van de Mon van de zesde tot de elfde eeuw. Er zijn verschillende Dharma wielen en voetafdrukken van de Boeddha teruggevonden uit die tijd.
Verschillende Zuidoost-Aziatische koninkrijken die regeerden over delen van het moderne Thailand, zoals het Khmer-rijk (ca. 802-1431 CE) en het Mon Lavo-koninkrijk (ca. 450-1388 CE), werden beïnvloed door Indiase boeddhistische trends, waaronder het Mahāyāna-boeddhisme en de Sanskriet-boeddhistische traditie. Het Mon-koninkrijk Hariphunchai met als hoofdstad Lamphun was ook een boeddhistisch rijk, met beroemde tempels als Wat Haripunchai (1040) en Wat Chamadevi (1218).
De religieuze kunst van het Indonesische koninkrijk Srivijaya (ca. 650-1377), dat een deel van Zuid-Thailand beheerste, toont talrijke figuren uit het Indiase Mahāyāna. Archeologische vondsten in Zuid-Thailand (zoals in Phra Phim en Nakon Sri Thammarat) getuigen van de beoefening van het Mahāyāna-boeddhisme in deze regio.
De overgang naar het Theravada.
Beginnend rond de 11e eeuw starten Singalese Theravada-monniken langzaam met de bekering van het grootste deel van Zuidoost-Azië tot de Singalese Mahavihara-sekte van Theravāda. Dit werd ondersteund door machtige Zuidoost-Aziatische koningen, zoals de Birmese Anawratha (1044-1077), die het Theravada promootte in het hele Bagan-koninkrijk. Delen van Thailand waren toen veroverd door Anawratha en maakten deel uit van het Bagan koninkrijk.
Vanaf de 7e eeuw migreerden de Tai geleidelijk van China naar Zuidoost-Azië. Ze begonnen langzaam Zuidoost-Aziatische koninkrijken zoals Hariphunchai te veroveren en adopteerden het boeddhisme dat bestond in de veroverde regio’s. Het eerste etnische Thaise koninkrijk was het Sukhothai-koninkrijk (13e-15e eeuw), dat werd gesticht in 1238. In het begin werden zowel het Theravāda als Mahāyāna Boeddhisme beoefend in dit nieuwe Thaise rijk, evenals het Brahmanisme van de Khmer.
In de beginperiode reisden Thaise monniken naar Sri Lanka om de leer van de Singalese Mahavihara Theravada-sekte te bestuderen. Omgekeerd kwamen ook Lankavong-monniken naar Thailand om het Theravada-boeddhisme te onderwijzen. Archeologisch bewijs suggereert dat de meest actieve regio toen Nakon Sri Thammarath in Zuid-Thailand was.
Koninklijke steun aan Theravada.
Koning Ramkhamhaeng (eind 13e eeuw) gaf koninklijke steun aan de Lankavong Theravāda monniken in Nakon Sri Thammarath. Hij nodigde hen uit in zijn hoofdstad Sukhothai. Hij Bouwde tempels voor hen en stuurde vervolgens meer monniken naar Sri Lanka om te studeren. Door de steun van de koning kwam het gewone volk ook veel gemakkelijker onder invloed van het Theravada Boeddhisme. Aan de pagodes die Ramkhamhaeng bouwde kan je duidelijk zien dat ze van Sri Lanka afgekeken zijn. Thaise reizigers die naar Sri Lanka gingen, brachten ook de wortel van een Bodhi boom mee terug. De boom waaronder Boeddha de verlichting bereikte. Dit startte ook de verering van de Bodhi boom in Thailand.
Onder het bewind van Ramkhamhaeng werd de positie van sangharaja (abt van de tempel) gecreëerd. Meestal kreeg de oudste monnik van de tempel deze functie. Hij werd belast met het beheer van de sangha. Sangha verwijst naar een kloostergemeenschap van monniken en nonnen, en breder bekeken naar een gemeenschap van mensen die het Boeddhisme beoefenen. Andere monniken kregen van Ramkhamhaeng ook lagere bestuursfuncties.
Tijdens de Sukhothai-periode werden talloze tempels, Boeddhabeelden en pagodes gebouwd. De studie van Pali-boeddhistische teksten werd ook sterk aanbevolen. Thaise koningen erfden ook het concept van “boeddhistisch koningschap van de traditie”. Dit was gebaseerd op het idee dat de boeddhistische ‘Dhamma-koning’ regeerde in overeenstemming met de Dhamma (de universele wet waar de leer van de Boeddha naar verwijst).
De Trai Phum Phra Ruang is een van de oudste traditionele werken uit de Thaise literatuur. Het is een verhandeling over de boeddhistische kosmologie, de Tribhumikatha (Trai Phum Phra Ruang, “De drie werelden volgens koning Ruang”). Het werk word toegeschreven aan koning Mahathammaracha I. Hij regeerde van 1346 tot 1368 in Sukhothai en staat bekend als een groot geleerde en beschermheer van het boeddhisme.
Het Boeddhisme in Lanna.
In het Thaise Lanna-koninkrijk (ca. 1292-1775), floreerde ook Theravāda. Lanna-koningen bouwden unieke tempels die een mix van Mon-, Indiase, Birmese en Khmer-stijlen laten zien.
De eerste bekende nederzetting in Lanna was Haripunchai ( Lampun ) dat gesticht is door een asceet genaamd Wasutep. Dit is ergens rond het jaar 768 geweest. Later heeft hij de Lawo ( Lopburi) prinses Chamathewi gevraagt om de stad te regeren. Zij bracht het Boeddhisme mee dat ze geleerd had van Lawo monniken. Chamathewi heeft ook een aantal tempels in en rond de stad gebouwd en heeft Haripunchai in een boeddhistisch centrum veranderd.
Enkele belangrijke vroege Lanna tempels zijn Wat Ku Kham (Tempel van de Gouden Chedi, ca. 1288) en Wat Chiang Man (ca. 1297), beide gebouwd door de eerste Lanna-koning Mangrai die regeerde van 1238 tot 1311).
Koning Pha Yu (1345-1367) van Lanna ging gewoon verder met het ondersteunen van het Bhoeddhisme. Hij verplaatste de hoofdstad van Lanna naar Chiang Mai en bouwde Wat Li Chiang. Zijn opvolger, Keu Na (1367-1385), nodigde de bosmonnik Somdet Phra Mahasami uit om naar Lanna te komen om zijn Sri Lankaanse bossekte te introduceren. In de toen nieuw gebouwde Wat Suan Dok werden relikwiën verwerkt die Mahasami meegebracht had. Dit wat werd de hoofdtempel van de Sri Lankaanse bossekte. Wat Phra Singh (ca. 1385) is een ander voorbeeld van klassieke boeddhistische architectuur van het Lanna-koninkrijk.
Tijdens het bewind van Sam Fang Kaen (1411-1442) brak er een controverse uit tussen de Sri Lankaanse sekte van Somdet Phra Mahasami en een andere Sri Lankaanse orde die net was aangekomen uit Ayutthaya. Deze orde had kritiek op de oude orde omdat zij geld accepteerden en rijstvelden mochten bezitten.
Tilokaraj en de bossekte.
Koning Sam Fang Kaen werd afgezet door koning Tilokaraj (1441-1487). Hij ondersteunde de nieuwe, meer rigoureuze bossekte en maakte van deze de dominante sekte in het koninkrijk. Hij bouwde verschillende tempels voor de nieuwe boeddhistische orde, waaronder Wat Chet Yot en Wat Pa Daeng. De koning breidde ook Wat Chedi Luang uit om de Smaragden Boeddha te huisvesten. In 1477 heeft hij een boeddhistische raad bijeengeroepen om de Pali Canon te herzien. Dit is de geschiedenis ingegaan als de achtste boeddhistische raad in de theravada traditie.
Het hoogtepunt in Lanna.
Het Lanna-boeddhisme kwam op een hoogtepunt tijdens het bewind van Tilokaraja’s kleinzoon, Phra Mueang Kaeo (1495-1528). Hij zag veel grootsheid in de Pali-literatuur. Zijn bewind gaf daarvan een afspiegeling. Theravada begon deze periode nu de dominante vorm van het boeddhisme in Thailand te worden. Tegelijk werd het Mahayana en het Brahmanisme nog lang beoefend.
In een volgend deel gaan we verder met de Ayutthaya en de Rattanakosin periode.
©Lode Engelen. Foto’s genomen in Thailand op diverse plaatsen en tijdstippen.
dank erg interessant en met mooie foto,s
Zoals het christendom ooit door absolute heersers gebruikt werd om hun bevolking zoet te houden, zo is het helaas nog altijd met staatsboeddhisme en Thailand
Is dit niet zo met alle religies een beetje het geval ?
Ik denk Geert dat je gelijk hebt. Het is niet voor niets dat in deze beschrijving van Lode een sterke link wordt gelegd tussen het boeddhisme en de heersende klasse, de koningen en de adel. Het is vrijwel zeker dat tot aan de 19e eeuw de bevolking veel meer geloof hechtte aan de geesteswereld en het boeddhisme op een zekere afstand hield juist omdat zij het zagen als een element van overheersing. In de meeste dorpen waren nog geen tempels en monniken vóór de 19e eeuw. Nu is het Thaise boeddhisme versmolten met het geloof in geesten. Monniken wijden nu amuletten in tegen boze geesten. Het idee dat Siam/Thailand (Ayutthaya en Lanna) al een geheel vroom boeddhistisch land was vanaf de 13e eeuw is onjuist.
Het is inderdaad zo Tino dat het boeddhisme in de middeleeuwen iets was van de heersers. De boer op zen rijstveld had daar niets mee te maken. De gewone mensen waren animisten in die tijd. En nu nog steeds is het verweven met het animisme. Dat komt nog aan de beurt in de volgende delen.
En het christendom was juist in de eerste eeuwen de religie van ‘lagere’ klassen, van vrouwen, slaven, boeren en vissers. Maar misschien gold dat ook wel voor het boeddhisme. De overeenkomst is dat zowel de Boeddha als Jezus spraken met mensen uit alle lagen van de bevolking, ook met prostituees. De huidige monniken in Thailand doen dat natuurlijk niet, stel je voor.
Weer een fraaie aflevering!
Mooie samenvatting.
Ik zag dat je de moderne aanduiding voor tijdrekening (B)CE gebruikt. Was ik niet mee vertrouwd.