Er zijn twee soorten belastingen die aan de koning betaald moeten worden. Er zijn persoonlijke en er zijn echte belastingen. Om de belastingen van de eerste soort te begrijpen moet weten dat de mensen van dit koninkrijk in drie klassen zijn verdeeld. De eerste klas is van degenen die werkzaam zijn in de wacht van de koning, het jagen op olifanten. En in het algemeen zij die iets speciaals doen. De tweede klas is voor openbare werken, zoals het vervoeren van aarde naar steenovens, houthakken in bossen en werken in de mijnen. En de derde is verbonden aan de bediening van de mandarijnen. Want elke titel of waardigheid heeft een bepaald aantal personen waarvan de mandarijn die ermee bekleed is, naar believen kan variëren.
De een heeft er dertig, de ander Vijftig, elk volgens de voorrang van zijn ambt of de functies van zijn dienstverband. Over het algemeen zijn alle onderdanen van de koning verplicht zes maanden per jaar op hun kosten te dienen, maar ze dienen niet allemaal tegelijkertijd. Zij die verbonden zijn aan de dienst van de Majesteit hebben achtereenvolgens een maand werk en een maand rust. Die van de mandarijnen dienen hen zes maanden achter elkaar, maar ook niet allemaal tegelijk.
Als een mandarijn bijvoorbeeld dertig baos heeft, is dit de naam die aan deze bediende wordt gegeven, gebruikt hij er maar vijftien voor het ene deel van het jaar. De andere vijftien reserveert hij voor het andere deel.
Vanaf zestien jaar moet men kiezen.
Vanaf zestien jaar schrijft men zich in het Openbaar Register en wordt verdeeld in één van deze drie klassen. Wanneer men niet op het werk is waarvoor men bestemd is, word men geketend, of zo wreed gegeseld worden met rieten, dat de littekens de rest van het leven op het lichaam blijven zitten. Als men vlucht om niet meer te hoeven werken, worden na een lichte fouillering de ouders en buren van de deserteur opgesloten. En ze blijven daar totdat hij terug keert. Daarom kan niemand zich ooit vrijstellen van de dienst, behalve door vijftien ticals per jaar te betalen, of door slaaf of monnik te worden.
Er is in alle kampen een Mandarijn inspecteur van werken die ze Nâi noemen. Ze kiezen meestal voor deze baan een strenge man die de wanbetalers streng tuchtigt. Vaak geraakt hij gecorrumpeerd, door de geschenken die ze hem vrijwillig geven, of die hij van hen eist. Maar het wordt niet nagelaten hem te straffen als een overvaller als de koning wordt gewaarschuwd.
Liever slaaf worden?
Hoe deze openbare werken soms ondraaglijk worden voor deze arme mensen. Er zijn mensen die liever slaaf worden dan om zo hun hele leven voort te zetten. En hier is hoe ze eruit komen. Ze lenen geld van iedereen die bereid is het hen te lenen. En bij gebrek aan betaling worden ze in de gevangenis gezet door hun schuldeisers. Die hebben het recht om ze daar te houden totdat ze al het verschuldigde hebben betaald. De Nâi die ziet dat zijn man het gevaar loopt daar zijn hele leven te blijven wonen en geen enkele dienst meer van hem kan krijgen, staat hem toe zichzelf voor een klein bedrag te verkopen om genoeg te hebben om zijn schulden te betalen.
Als hij sterk en robuust is, en als hij wat handel dreef, is hij meestal vijftig of zestig francs waard. Maar hij verkoopt nooit voor meer dan onder voorwaarde om het terug te kunnen kopen voor dezelfde prijs als waarvoor het is verkocht.
Kinderen verkopen?
Dezelfde vaders die volgens de wetten van het koninkrijk hun kinderen kunnen verkopen, kunnen hun vrijheid niet voor altijd beloven. De Meester die ze koopt, is in tegenspraak met een stilzwijgende, maar onontbeerlijke verplichting om ze allemaal terug te geven wanneer de prijs die hij heeft gegeven hem zal worden aangeboden.
Het is niet hetzelfde met kinderen die worden geboren tijdens de slavernij van hun vaders. Deze kunnen ze nooit terugkopen. Behalve dan met toestemming van hun meesters. Er zijn er maar weinig die erom vragen. Omdat deze slaven vanaf hun geboorte wanneer ze worden erkend, trouw en aanhankelijk aan hun meesters worden. Ze worden in de gezinnen vaak met evenveel zachtheid en vriendschap behandeld als de kinderen des huizes.
Omdat de vrouwen verplicht zijn hun echtgenoten te voeden gedurende de zes maanden dat ze werken, zijn ze niet zoals zij onderworpen aan de dienst. Ze houden zich in huis bezig met de zorg voor het gezin. Waarvoor ze zich de hele tijd zeer verantwoordelijk voor voelen.
Echte belastingen.
De echte belastingen worden afgetrokken van alle koopwaar die het koninkrijk binnenkomt. En van alle voedingsmiddelen die in de markten binnenkomen. De vruchten, het teakhout, de betel en de bamboe zijn niet vrijgesteld van belastingen, die allemaal bescheiden zijn, dat zijn ze. Maar toch brengen ze de koning elk jaar zeer aanzienlijke bedragen op. Alleen rijst, zoals maïs in Frankrijk, is ervan vrijgesteld. Voor elke boom in de boomgaard, vruchtbaar of niet, moet men elk jaar twee feuangs betalen. Als de boom sterft, zodat de koning niets verliest, zijn we verplicht om onmiddellijk een ander te planten. Zo betalen ze toch ieder jaar hetzelfde bedrag.
Nicolas Gervaise.
Nicolas Gervaise werd in 1663 in Parijs geboren (Departement Seine). Hij was de zoon van dokter De Fouquet, inspecteur van financiën. Al op jonge leeftijd werd hij vrijwilliger voor buitenlandse missies. Hij vertrok op 19 januari 1681 naar Siam.
In Siam studeerde hij theologie aan het College Generaal in Ayutthaya, en maakte zich tegelijkertijd de Siamese taal eigen. In een van zijn brieven van 20 november 1684 vroeg hij om zijn geestelijke titel te krijgen om tot priester gewijd te kunnen worden. Waarschijnlijk heeft hij dit niet gekregen in Siam.
In 1686 verliet hij de “Société des Missions Etrangères” en keerde terug naar Frankrijk op een schip van de Oost-indische Compagnie.
Bij zijn terugkeer begon Gervaise als pastoor in het bisdom Vannes. Hij werd kanunnik van St.-Martinus van Tours, en provoost van Suèvres (Departement Loir-et-cher).
Later werd hij missionaris in de landen rond de rivier de Orinoco. Gervaise werd op 20 november 1729 door de Carib-indianen vermoord bij de Aquira, een zijtak van de Orinoco.
Mandarijn.
Een mandarijn was een ambtenaar die instond voor het bestuur van het land of stad.
© Lode Engelen. Foto’s genomen in Thailand op diverse plaatsen en tijdstippen.
Interessant stuk over die taksen – over welk tijdperk gaat dit dan??
Tweede helft zeventiende eeuw.
Ja, Lode, taksen. Daar weten wij in België alles van. Merci voor de mooie beelden en tekst. Groetjes uit Brugge. Luc