Ons geschiedenisboek.
In Lopburi had Phaulkon op 31 maart 1688 een gesprek met de Franse generaal maarschalk Desfarges over de plannen om Petracha’s complot neer te slaan voordat deze naar het fort in Bangkok verhuisde, maar een maand later, op 15 april, werd Desfarges overgehaald door de Fransen Véret en Abbé de Lionne, en liet zijn plannen varen om naar Lopburi te gaan om Phaulkon te helpen en bleef in plaats daarvan in zijn fort.
Op 18 mei werden koning Narai, Phra Pi en hun volgelingen gearresteerd. Phaulkon werd naar het paleis geroepen, waar hij en zijn 21 mannen werden omsingeld door de Siamese soldaten en ontwapend. Hij werd naar de kerker van het paleis gebracht, waar hij zou worden vastgehouden en op brute wijze zou worden gemarteld. Phra Pi werd later op 20 mei onthoofd, zijn hoofd werd aan de voeten van Phaulkon gegooid, met de opmerking “Zie, daar is je koning”. Op 25 mei werd Desfarges door Phetracha naar Lopburi geroepen en arriveerde op 2 juni. Hij zei niets over het redden van Phaulkon, en Petracha ging ervan uit dat de Fransen Phaulkon in de steek hadden gelaten.
Op 5 juni 1688 vertrok Desfarges uit Lopburi en liet zijn twee zonen daar als gijzelaars achter. Phaulkon moest Phra Pi’s hoofd om zijn nek hangen en Phetracha verklaarde hem schuldig aan hoogverraad. Phaulkon werd op de zilveren draagstoel op zijn olifant geplaatst en werd ’s avonds door Phetracha’s mannen naar het gebied van de Wat Sak-tempel geleid, waar Luang Sorasak hem onthoofde en ook van zijn ingewanden ontdeed. Zijn stoffelijk overschot is begraven in het ondiepe graf voor Wat Sak, maar op diezelfde dag werd zijn stoffelijk overschot later opgegraven en opgegeten door aas etende honden. Toen koning Narai hoorde wat er was gebeurd, was hij woedend, maar hij was te zwak om actie te ondernemen.
Narai stierf enkele dagen later, op 11 juli 1688, vrijwel een gevangene in zijn eigen paleis. Phetracha riep zichzelf toen uit tot de nieuwe koning van Siam en begon zijn regime dat bijna alle Franse troepen uit het koninkrijk verdreef.
De werkelijkheid van Jeremias.
Mompi, de fransen noemden hem Phra pi, was de aangenomen zoon van de koning waar hij zeer veel van hield. Mompi hoopte met behulp van Phaulkon, en de fransen, na de dood van de koning op de troon te geraken. Hij probeerde zich daarvan door toverijen van te verzekeren en zond een paar van zijn vertrouwelingen naar de Pagode Prabaat een paar mijl buiten Louvo. Hij hoopte door het aansteken van een paar toverkaarsen voor de afgod, de uitslag van zijn aanslagen op voorhand te weten. Maar drie van de kaarsen gingen vanzelf uit, en Mompi was daar niet tevreden mee. Hij liet nog meer kaarsen aansteken, maar ook deze gingen uit. Waarschijnlijk was dat niet door de geesten, maar wel door de monniken die hun proeven en tovenarijen altijd verknoeien.
Een Franse generaal vertelde het verhaal dat al in januari in de provincie Porcelou ( Phisanulok) een aanslag gepleegd werd op de Fransen. Hier hadden de monniken, die de grootste macht van het rijk uitmaken, ook de hand in. Maar Mompi stopte of ruste niet en liet zijn vader weten van in alle stilte zoveel volk op de been te brengen, en te voorzien van eten en wapens, als maar mogelijk was. Hiervoor reisde hij zelfs twee dagen om bij zijn vader te geraken.
Ook de spionnen doen mee.
Na met de Griek en enige mandarijns een tamelijk grote aanhang te hebben gemaakt, begaf hij zich naar Louva. Daar hadden ze een heimelijke bijeenkomst. Maar ze werden bespied door de Okiosan Soeroesak en zelfs afgeluisterd door een scheur in de muur. De Griek en de mandarijns besloten om zijn vader Pitratsja en hemzelf ook aan de kant te zetten, tegelijk met de Opra Leviata. Ze hoopten hierdoor weer macht te krijgen in het paleis. Phaulkon zou ook nog aan de Fransen hulp vragen in Bangkok. Maar dus de aanslag was aan het licht gekomen door Okiosan Soeroesak, en deze lichte zijn vader in. Ze verstrekten onmiddellijk hun wacht om niet overrompeld te worden.
De Fransen komen ter hulp.
Ondertussen kwamen de Fransen naar boven met geladen geweren, maar dat had Pitratsja al voorzien. Ze werden voor ze in Ayutthaya waren al verzocht terug te keren naar Bangkok. De Fransen wilden niet onmiddellijk terug keren, omdat ze in dienst waren van de koning en alleen orders van hem aanvaarden. Er vielen hoge woorden tussen hen, maar uiteindelijk trokken ze zich toch terug. De Siamezen waren verbitterd door de trots en de straffe woorden van de Fransen ,en hielden ze nog drie of vier dagen tegen. Ze vertelden dit ook aan Pitratsja, en die beval hen de Fransen ongemoeid te laten vertrekken.
Dit alles bleef niet zo geheim dat het niet aan het hof in Louvo ten gehore kwam. Phaulkon verloor hierdoor al veel van zijn gezag in Louvo waardoor een groot deel van zijn aanhang aan hem begon te twijfelen en naar de tegenpartij trok. Zijn trots en onverdraagzaamheid droeg hier ook veel aan bij. De meeste mandarijnen konden hem niet meer verdragen.
Phaulkon probeert zijn vrouw te redden.
Nu hij merkte dat alles fout ging voor hem stuurde hij zijn vrouw en kinderen naar beneden (Bangkok), een dag of 10 voor de aanslagen plaats zouden vinden, en onder een vals voorwendsel. Maar de Siamezen ontdekten het en om van het gefluister en gemompel af te geraken moest hij ze weer naar Louvo laten terugkeren.
Ondertussen ontstond er een gerucht dat er een groot leger naar boven kwam. Phaulkon hoopte nog altijd op de hulp van de fransen, bracht zijn Bangkokse soldaten in de wapens en beval hen hem te volgen. Maar de princes had het vernomen, en hij keerde met stille trom terug naar het hof en zijn huis.
De koning werd ondertussen zieker en zieker, en viel in een flauwte, men dacht dat hij zou sterven. Mompi die zijn slag denk te kunnen slaan valt met een kris of pook de jonge prins aan, die waarschijnlijk de troonopvolger zou worden om deze van kant te maken. Maar de hovelingen konden dit verhinderen en probeerden hem te pakken maar hij vluchtte naar zijn huis. Het hele paleis geraakte in rep en roer zonder eigenlijk te weten wat er aan de hand was.
Volgende keer het slot van dit stukje geschiedenis.
Deel 1 van dit relaas vind je hier.
© Lode Engelen. foto’s op diverse plaatsen en tijdstippen genomen in Thailand.
Jeremias van Vliet.
De thai noemden hem Wan Walit – วัน วลิต, geboren in Schiedam rond 1602 was lid van de Vereenigde Oostindische Compagnie ofwel de V.O.C. In de hoedanigheid van directeur van het VOC-Handelskantoor in Ayutthaya, was hij een belangrijke vastlegger van de geschiedenis van Thailand tot 1642.
Phra Klang.
Titel van de opperschatmeester van Siam, de `eerste minister`, die onder andere het contact met vreemdelingen onder zich had (ook: bercquelang, of berkelang).
The photos show exactly what the people you are observing are feeling. Their faces are full of meaning, showing the emotions that Thais are always programmed to hide.
I’d like to put these photos in the gallery of my website, http://www.MattOwensRees.com
Wat een verhalen. Ik kijk uit naar het slot!