In heel veel tempels verspreid over heel Thailand vind je muurschilderingen die scenes uit de laatste tien levens van De Boeddha uitbeelden. In een vorig stukje heb ik fragmenten getoond uit zijn leven als de Boeddha. Dit keer bekijken we zijn leven als Koning Vessantara in het laatste leven voor zijn leven als de Boeddha.
De foto’s die ik hier toon zijn allemaal gemaakt van de muurschilderingen in Wat Sop Ruak in Chiang Saen. Speciaal aan deze schilderingen is dat ze geschilderd zijn door lokale Thai Leu kunstenaars. Het valt dadelijk op dat ze veel eenvoudiger zijn geschilderd, en de kleren die de figuren aan hebben zijn typisch voor de Thai Leu.
Het verhaal.
Toen Boeddha Gautama het koninkrijk van zijn vader voor het eerst bezocht nadat hij de verlichting had bereikt, betoonden de oudsten van de heersende dynastie hem geen respect uit verwaandheid. Aangezien ze ouder waren dan de voormalige prins Siddhartha vonden ze dat dat niet nodig was. De Boeddha verscheen toen op wonderbaarlijke wijze in de lucht boven zijn familieleden. Zijn vader was de eerste die voor hem boog, en toegaf dat het tijd was om respect te betuigen aan zijn eigen zoon. Andere leden van de dynastie bogen zich toen ook neer en accepteerden de Boeddha. Plots pakten er regenwolken samen en verscheen er een rode regendruppel. Omdat ze niet wisten wat dat was vroegen zijn volgelingen “Wat is deze regen?” Hij legde toen uit dat deze regen al een keer eerder was verschenen tijdens zijn vorig leven. Daarna vertelde hij hun het verhaal van zijn leven als koning Vessantara.
De moeder van de Boeddha.
Koning Vessantara was de zoon van Sañjaya, koning van Sivi, en werd geboren in de hoofdstad Jatuttara. Op dit punt beschouwt de boeddhistische traditie hem als een bodhisattva, een toekomstige Boeddha. Volgens de overlevering was zijn moeder een prinses die grote verdienstelijke daden verrichtte en die moeder wilde worden van de persoon die de volgende Boeddha zou worden. Nadat ze stierf, steeg de prinses op naar de hemel en werd een van de echtgenoten van Indra. Ze leefde gelukkig tot de dag dat ze als mens herboren moest worden. Indra gaf haar tien gunsten waar ze om kon vragen, en een van de wensen die ze deed was: “Laat mij de moeder worden van bodhisattva, die in zijn volgende leven verlichting zal bereiken”. Ze daalde af naar de mensenwereld, werd geboren aan het hof van een koning en trouwde later met koning Sañjaya.
Vóór haar wedergeboorte op aarde als Vessantara’s moeder, verbleef koningin Phusati in de hemel als de belangrijkste koningin van Indra, de koning van de goden. Toen het tijd werd voor Phusati om herboren te worden op aarde, verscheen ze voor Indra, en hij vervulde haar tien wensen voor haar toekomstig leven. Deze omvatten een huwelijk met een koning en het hebben van een gulle zoon. In Thaise schilderijen wordt Indra’s hemel meestal afgebeeld als een ommuurd complex met grote rijkdom, hier is het een veel eenvoudigere versie met een boom die overvloedig fruit draagt om rijkdom voor te stellen.
De geboorte van Vessantara.
Op de laatste dag van haar zwangerschap wilde de koningin een bezoek brengen aan de hoofdstad. Haar man heeft haar wens ingewilligd. Ze bezocht verschillende districten en de mensen waren verrukt over hun koningin. Terwijl ze in het koopmanskwartier was, beviel ze, in een noodbevalling, op de markt in het hart van de stad. Daarom werd de pasgeboren prins en erfgenaam Viśvantara (Vessantara) genoemd, wat ‘geboren in het koopmanskwartier’ betekent. Zodra hij zijn ogen opendeed, vroeg de jonge prins zijn moeder om geld om aan de armen te geven. Op dezelfde dag bracht een vrouwtjesolifant haar pasgeboren kalfje naar het koninklijk paleis. Het kalf was spierwit.
Vessantara groeide op tot een bijzonder aardige persoon die bereid was zijn bezittingen aan anderen weg te geven. Zijn ouders waren blij met het karakter van hun zoon en steunden de liefdadigheid van de prins met hun schatten. Vessantara trouwde met prinses Madri. Ze kregen twee kinderen, prins Jali en prinses Krishnaajina. Sañjaya trok zich terug en Vessantara werd tot koning gekroond.
Vessantara geeft zijn koningkrijk op.
Op een dag gaf Vessantara de magische witte olifant, die regen naar zijn koninkrijk had gebracht, weg aan gezanten uit Kalinga, een buurland dat te kampen had met droogte. De inwoners van Vessantara’s koninkrijk waren verontrust en bang voor droogte omdat de olifant niet meer bij hun was. Ze overtuigden koning Sanjaya om de controle over het koninkrijk terug over te nemen en zijn zoon Vessantara te verbannen.
Vessantara gaf zijn koninkrijk graag terug aan zijn vader. Voordat hij de stad verliet en als rishi (kluizenaar) in het bos ging wonen met zijn vrouw Madri en hun twee kinderen, Jali en Kanha, gaf hij ook al zijn rijkdom weg.
Een van zijn trouwe hovelingen stelde voor dat het gezin op de berg Vamka zou gaan wonen. Ze verlieten de stad op een vierspan. Onderweg gaf Vessantara zijn paarden weg en vier goden verschenen in de vorm van herten om de wagen te trekken. Later gaf hij ook zijn wagen weg.
De familie liep te voet door een bos. De jonge prins en prinses zagen wilde vruchten aan hoge takken hangen, maar hun ouders konden er niet bij. Wonder boven wonder bogen alle bomen hun takken voor hen.
De koning van Ceta beval een jager om bij de ingang van de berg te patrouilleren om te voorkomen dat iemand de familie zou storen.
Jujaka de bhramaan.
Jujaka, een hebzuchtige oude brahmaan, die leefde als een bedelaar, ontmoette een boswachter die de ingang van de Vamka-berg bewaakte en bedroog hem door te beweren dat Vessantara’s verbanning was ingetrokken. Hij ontmoette een kluizenaar en bedroog hem ook. De brahmaan Jujaka ging het bos in naar prins Vessantara terwijl zijn vrouw Madri weg was. Hij vroeg hem om zijn twee kinderen, die Vessantara hem graag gaf. Jali en Kanha vonden dit niet zo prettig en gingen zich verstoppen in een lotusvijver.
Hun vader vond hen en vroeg of ze hun vader wilden helpen zijn hoogste doel te bereiken, het bereiken van Boeddhaschap in een toekomstig leven. Beiden gingen akkoord en werden dienaren van Jujaka. Vessantara vroeg de brahmaan om de kinderen naar hun grootvader te brengen en zei: “De koning zal je belonen voor het terugbrengen van zijn geliefde kleinkinderen”. Jujaka was het daar niet mee eens en zei dat koning Sañjaya hem in plaats daarvan zou executeren. De brahmaan bond beide kinderen vast met wijnstokken en sleepte ze mee als vee. Beide kinderen smeekten hun vader om hen te helpen, terwijl de oude man hen uitschold en sloeg met zijn stok. Vessantara kon het niet lager aanzien en reikte naar zijn wapen dat hij in zijn hut bewaarde. Hij overwon echter zijn woede en liet zijn kinderen weghalen door Jujaka.
Toen Madri terugkeerde naar hun hut werd haar doorgang geblokkeerd door tijgers (eigenlijk vermomde goden). Toen ze haar kinderen niet zag, zwierf ze de hele nacht rond op zoek naar hen en zakte uiteindelijk in elkaar voor haar man. Vessantara dacht dat ze dood was, dus weende hij over zijn verlies. Hij legde haar hoofd op zijn schoot en realiseerde zich dat ze nog ademde. Hij bracht Madri terug tot leven met water. Ze werd wakker en stond onmiddellijk op om een gepaste afstand te bewaren voor haar gelofte van celibaat. Vessantara vertelde haar wat er was gebeurd. Nadat Madri hoorde dat haar man hun kinderen had weggegeven, prees ze hem om zijn grootsheid.
Uit angst dat Vessantara ook zijn vrouw zou weggeven, kwam de godheid Śakra tussenbeide en vroeg hem, in vermomming, om zijn vrouw Madri aan hem te geven. Indra kwam echter tussenbeide en gaf Madri in vertrouwen terug aan Vessantara, want al zijn daden van welwillendheid en vrijgevigheid bewezen dat hij een goede man was.
Twee goden voelden sympathie voor de jonge prins en prinses. Ze vermomden zich als hun ouders en hielpen Jali en Kanha te verplegen. Ze zorgden ervoor dat Jujaka een verkeerde afslag nam en leidden hem naar de paleispoorten van Sivi . Koning Sanjaya dacht twee bekende gezichten te zien en beval de koninklijke wachten om ze naar hem toe te brengen. Hij herkende zijn kleinkinderen en betaalde voor hun de prijs. Kanha’s prijs was hoger dan die van haar broer, omdat haar vader wilde dat niemand haar van Jujaka kocht. In feite waren de prijzen van zowel Jali als Kanha zo hoog dat alleen koning Sanjaya ze kon kopen.
Vessantara keert terug.
Sanjaya organiseerde een grote processie om zijn zoon en schoondochter te ontmoeten. Het koninkrijk Kalinga gaf ook de witte olifant terug, nu Kalinga weer welvarend was geworden. Dit verminderde de woede van de mensen van Sivi. Jali leidde het leger en de burgers naar de woning van zijn ouders en het gezin werd herenigd. Door het geweldige geluk dat ze ervoeren vielen ze alle zes bewusteloos.
Plots stroomde er rode regen uit de hemel om het gezin nieuw leven in te blazen. Deze regen “doorweekt degenen die doorweekt willen zijn, maar zal niet vallen op degenen die droog willen blijven.” Vessantara werd opnieuw tot koning gekroond en keerde terug naar zijn koninkrijk. Indra zegende het Sivi-koninkrijk met een regen van edelstenen. Vessantara stond mensen toe die edelstenen voor zichzelf te houden en de restjes gingen naar de schatkist van het Koninkrijk, die hij gebruikte voor zijn liefdadigheid. Zijn schat raakte nooit op.
Boeddha legde verder uit dat elke persoon in de tijd van de Boeddha herboren is als mensen die de Boeddha omringden. Zijn ouders waren de ouders van Vessantara. Madri werd nu herboren als de vrouw van de Boeddha. Jali werd Rahula, de zoon van de Boeddha. Kanha werd Upalavanna, de bhikkhuni (non). De trouwe hoveling die hem op de hoogte bracht van de plaats waar hij moest blijven, werd Ananda, zijn neef en bediende. Jujaka werd Devadatta, nu zijn aartsvijand. De witte olifant werd Maha Kassapa.
Wat Sop Ruak in Chiang Saen.
© Lode Engelen. Foto’s genomen in Wat Sop Ruak, Chiang Saen op 19.02.2022.
Wat een verhaal. Merci Lode voor de tekst en uitleg en mooie beelden. Groetjes uit Brugge, Luc.
Hartelijk dank voor het mooie verhaal en prachtige fotos. kijk uit naar de volgend keer.
Een interessante historie Lode!
Het leest als een roman!
Dat is toch niet die bekende ‘Witte Tempel’ waar het over gaat? 🤔
Nee deze is een beeetje minder toeristisch.